3.1 De student kan beargumenteren dat drama bijdraagt aan zowel de creatieve ontwikkeling als psychomotorische- en zintuiglijke ontwikkeling, cognitieve- en sociaal-emotionele ontwikkeling.
3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor drama activiteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep.
3.3 De student kan keuzes maken voor het gebruik van digitaal beeld- en geluidsmateriaal en software, vanuit de relevantie voor de betreffende leeftijdsgroep.