3.1 De student kan binnen dans- en dramalessen variëren in manieren van oriënteren, begeleiden en evalueren/nabespreken en daarbij reflecteren op de verschillen.
3.2 De student kan vragen en ideeën van leerlingen verbinden aan dansante en dramatische aspecten en kan anticiperen op respectievelijk leer- en ondersteuningsbehoeften in de verschillende leeftijdscategorieën.
3.3 De student kan dans en muziekactiviteiten zodanig op maat maken dat leerlingen met bepaalde leerproblemen, dan wel talenten en/ of leerstijlen, de aan hen aangeboden leeractiviteiten op een adequate, en op een bij hen passende manier of niveau kunnen uitvoeren.
3.4 De student kan inspelen op het gegeven dat leerlingen buiten de basisschool mede gevormd worden door dans en drama/theater op televisie, internet en via andere media.